In de toptien van controversiële klimaatdebatwoorden staan ‘fossiel’ en ‘subsidies’ op een gedeelde eerste plaats. Hele Kamerdebatten, ronde tafels en demonstraties op de A12 worden erover georganiseerd. Wat me verbaast: Iedereen vindt er (vaak op hoge toon) wat van, maar niemand durft het echte gesprek te voeren.
Tijdens de technische briefing op 6 april van dit jaar over het IBO klimaatpakket, gebeurde er om 14:32 uur iets opzienbarends. Een ambtenaar van het ministerie van EZK, tevens lid van de commissie van Laura van Geest, moest antwoord geven op een vraag van D66. De vraag luidde: “Hebben jullie fossiele subsidies bekeken op effect als je die zou afschaffen?” De ambtenaar antwoordde: “Dat is een beladen term. We hebben het wél over fossiele vrijstellingen als fiscaal voordeel. (…) Het moeilijke is dat je kunt volhouden dat je een vrijstelling afschaft en dan een betere wereld realiseert, maar vergeet niet dat dat leidt tot effecten elders in de keten of tot weglekeffecten. Dit soort maatregelen leidt niet altijd tot emissies en dus ook niet tot emissiereducties.” Helder antwoord. De Kamerleden gingen gauw over op iets anders.
Chagrijn
Je zou mogen verwachten dat het een keer klaar is met het chagrijn over de fossiele vrijstellingen (laten we dan ook meteen maar de juiste term gebruiken), maar niets is minder waar. Al talloze keren is uitgelegd hoe het zit: in antwoorden op Kamervragen, tijdens het IBO Klimaatdebat (zie hierboven) en zelfs in columns uit onverdachte hoek. Maar zodra het genuanceerd wordt, haken mensen af. En blijft het chagrijn. Voor de goede orde: Ik ben groot voorstander van zo snel mogelijk CO2 reduceren – ja ook door middel van prijsprikkels – en spendeer een groot deel van mijn werkweek aan verduurzaming. Dat zeg ik met nadruk, want ongetwijfeld bedenkt u welke bedrijven VEMOBIN vertegenwoordigt. Ik heb er dan ook lang over getwijfeld of ik met dit onderwerp naar buiten zou moeten treden, maar omwille van het publieke debat waag ik toch een poging.
Vrij abrupt einde
Mijn eerste punt is dat afschaffing van fossiele vrijstellingen het probleem van de CO2-emissies niet oplost. Natuurlijk moeten de prijsprikkels voor mobiliteit of industrie verduurzaming aanjagen en het is waar dat er op sommige plekken in de economie wat dat betreft nog een wereld te winnen is. Maar het gaat me echt te ver om het verschil tussen wat kleinverbruikers en grootverbruikers betalen zonder enig nadenken als subsidie aan te merken, zoals tegenstanders doen. Volg je deze redenering, dan zouden er vorig jaar voor miljarden aan ‘fossiele subsidies’ zijn uitgekeerd, en wel aan huishoudens die (terecht) steun hebben ontvangen om hun energierekening te kunnen betalen. Maar dat bedoelen tegenstanders niet: zij willen dat de tarieven van grootverbruikers worden verhoogd tot die van de kleinverbruikers. Dat zou een vrij abrupt einde betekenen van de Nederlandse industrie. Ik herhaal even de woorden van de deskundige ambtenaar van 6 april: “Vergeet niet dat dat leidt tot effecten elders in de keten of tot weglekeffecten. Dit soort maatregelen leidt niet altijd tot emissies en dus ook niet tot emissiereducties.” Waartoe dan wel? Voor mijn eigen sector betekent dat: hogere raffinagekosten en een verlies van Nederlandse raffinagecapaciteit, die door het buitenland wordt overgenomen. Tegenstanders van fossiel beschouwen dat als winst, maar vergeten voor het gemak dat de weggevallen productie in het buitenland doorgaat, met de bijbehorende CO2-uitstoot. Zo missen we een kans om de sector onder Nederlands toezicht te verduurzamen en worden we juist afhankelijker van import uit regio’s waar je liever niet al te afhankelijk van bent. Dat kan nooit de bedoeling zijn.
Schepje bovenop
Mijn tweede punt is dat de industriële emissies wel degelijk worden aangepakt, en wel op het niveau waarop dat zou moeten gebeuren: op Europese schaal. Het ETS zorgt er namelijk voor dat de industriële uitstoot in 2040 het nulpunt bereikt. En voor wie wil dat de industrie meer betaalt, is het goed om te beseffen dat de gratis rechten voor raffinage van 80% in 2020 naar 65% in 2023 zijn gedaald. En daar gaat de industrie miljarden voor betalen. Europa loopt daarmee ver vooruit op welk ander continent dan ook. Nederland doet daar met een aparte CO2-heffing overigens nog een flink schepje bovenop. Tot op het punt dat verschillende bedrijfstakken in de klem dreigen te komen. Dat gebeurt niet van vandaag op morgen, maar het proces is onomkeerbaar en geen bedrijf in de Europese Unie ontkomt eraan. Ze moeten dus aan de bak en ze hebben geen tijd te verliezen.
Weerbarstig
Mijn derde punt is dat industriële bedrijven een opgave van die omvang niet alleen aankunnen. Alle bedrijven hebben plannen en willen graag hun CO2 reduceren; ze worden door zowel EU ETS als door de Nederlandse heffing ook gedwongen om te bewegen. Maar de praktijk is toch vrij weerbarstig. Vergunningen afgeven blijkt heel lastig en de infrastructuur ligt zeker niet overal waar de bedrijven met hun fabrieken gevestigd zijn. Verschillende sectoren kampen nu al met hogere kosten die ze niet kunnen aanpakken, omdat ze niet op het stroomnet kunnen aansluiten om te elektrificeren.
Ik heb sympathie voor iedereen die strijdt voor een snellere CO2-reductie, maar ik hoop wel dat we het echte gesprek over deze uitdagingen kunnen voeren.
Meer weten? Neem contact op.
