Drie maanden geleden vertelde VEMOBIN-directeur Erik Klooster aan een groep journalisten dat de twee efficiëntste raffinaderijen in Europa ergens in Zweden en in het oosten van Duitsland staan. De belangrijkste reden waarom ze zo efficiënt zijn is dat ze de warmte die vrijkomt bij de raffinage uitkoppelen en beschikbaar stellen voor anderen. Erik deed in dezelfde speech de aankondiging dat VEMOBIN een studie ging starten naar de mogelijkheden van het uitkoppelen van restwarmte bij onze raffinaderijen in Rotterdam en Zeeland.
De resultaten van deze studie zijn op 27 juni gepresenteerd en laten zien dat 8,5 tot 17,5 PJ kan worden uitgekoppeld voor anderen! Dit is een belangrijke stap op weg naar het verhogen van de efficiency en het verlagen van de CO₂-uitstoot van het Rotterdamse petrochemische complex. De studie van de VEMOBIN schept helderheid over wanneer en hoeveel warmte de raffinaderijen kunnen uitkoppelen. Daar komt de bijdrage van de chemische industrie nog bij, evenals alternatieve bronnen zoals geothermie. Wat betreft de chemie zal het aanbod van warmte waarschijnlijk ongeveer even groot zijn als dat van de raffinagesector. Voor een onderzoek naar geothermie hebben we vorige week een Green Deal gesloten met het ministerie van EZ, EBN en TNO. Er worden dus grote stappen gemaakt bij de aanbodkant van warmte.
Op dezelfde dag dat de VEMOBIN deze studie aankondigde, maakten Gasunie, Provincie Zuid-Holland, Eneco, Warmtebedrijf Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam bekend dat ze samen de Warmtealliantie Zuid-Holland hadden opgericht. Deze alliantie heeft als doel om een warmtenet te realiseren waarop alle bedrijven in de haven warmte kunnen leveren en de glastuinbouwers, bewoners in de steden en andere bedrijven warmte kunnen afnemen.
Naar de Franse zakenman, politicus en econoom Jean-Baptiste Say (1767-1832) is een heuse economische wet genoemd. De wet van Say stelt dat elk aanbod zijn eigen vraag schept. Dat ging misschien op in de 19e eeuw, maar niet in de 21e. De beschikbaarheid van restwarmte leidt niet automatisch tot een expliciete vraag daarnaar. Er zijn immers meer warmtebronnen, en hoe zit het met de prijs en de leveringszekerheid?
Met de partners in de Warmtealliantie kijken we daarom niet alleen naar het aanbod, maar ook naar de vraag, de infrastructuur die nodig is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, distributie, governance structuren, verdienmodellen en businesscases. We boeken daarin voortgang, ik ben vol vertrouwen, maar we zijn er nog niet.
Om een grootschalig warmtenetwerk te realiseren is de inzet van en samenwerking tussen alle betrokken partijen cruciaal. Iedere partij moet bereid zijn om te helpen de business case sluitend te krijgen door elkaar zekerheden te verstrekken voor de langere termijn. We hebben de overheid nodig om wet- en regelgeving aan te passen maar ook om aanlooprisico’s af te dekken. Gemeenten, woningbouwcorporaties en tuinders om hun vraag naar warmte concreet te maken. En partijen als Gasunie, Warmtebedrijf Rotterdam en Eneco om een open netwerk op te zetten en de distributie te organiseren. Want aanbod leidt in de 21e eeuw niet automatisch tot een concrete vraag.
In dat hele proces is de VEMOBIN-studie een belangrijke stap. De studie levert niet alleen concrete informatie op, maar is ook een duidelijk signaal dat de raffinaderijen op dit vlak gezamenlijk willen werken aan het vergroten van de efficiency en het verlagen van de CO₂-uitstoot. Dat is goed voor het milieu en helpt tegelijkertijd het investeringsklimaat te versterken.
Meer weten? Neem contact op.
