Met ingang van 2035 mogen auto’s met een benzine- of dieselmotor niet meer worden verkocht of geïmporteerd. VVD-Europarlementariër Jan Huitema was onderhandelaar bij de totstandkoming van dit akkoord, waaronder de 27 lidstaten het afgelopen jaar hun handtekening plaatsten. Huitema: “Dit akkoord is onderdeel van een breed pakket aan maatregelen die ‘schoon’ rijden tot doel hebben. Een parallel doel is het geven van investeringszekerheid aan de betrokken sectoren.”
Toen Huitema bij de totstandkoming van het akkoord betrokken raakte, was hij niet meteen overtuigd van de noodzaak en haalbaarheid ervan. Als groot liefhebber van de Formule 1-sport en als nazaat van agrarische (voor)ouders met liefde voor motoren, techniek en trekkers, zag hij bovendien weinig heil in de afschaffing van benzine- en dieselmotoren. Maar gaandeweg kwam Huitema tot de conclusie dat deze maatregel onontkoombaar is. Huitema: “Je hoeft jezelf en elkaar maar de vraag te stellen wat jij en ik gaan doen om het klimaat gezond te maken en te houden. Iedereen begrijpt dat we nu verantwoordelijkheid moeten nemen en dat deze transitie daarvoor nodig is. De afgelopen jaren bracht de markt zichzelf daarvoor al in beweging. De nieuwe wetgeving leidt tot versnelling van de transitie, maar óók tot duidelijkheid, een gecontroleerd proces en investeringszekerheid.”
Rol petrochemische industrie bij transitie
De transitie van auto’s met verbrandingsmotoren naar emissieloze auto’s vraagt om een omslag die impact heeft op de petrochemische industrie. Ondanks dat tankstations beduidend minder benzine en diesel zullen leveren, ziet Huitema een belangrijke rol weggelegd voor de sector: “Allereerst hebben we de petrochemische sector nodig bij het nadenken over mogelijkheden om de energiemix op een efficiënte manier om te vormen van fossiele naar hernieuwbare brandstoffen, zoals waterstof, elektriciteit, hernieuwbare en synthetische brandstoffen. Daarnaast kan de sector een belangrijke speler zijn in de samenwerking met autofabrikanten, die steeds vaker laadservices bieden. Bovendien is de sector van belang om occasions en transportmiddelen die nog niet kunnen functioneren op een batterij of een andere emissieloze oplossing, te voorzien van fossiele brandstoffen. Uiteindelijk moeten de infrastructuur en de sector op elkaar aan blijven sluiten. Hoe de markt dit precies invult, is aan de markt zelf.”
Spreiding en beheer grondstoffen
Meer dan 20% van de Europese uitstoot komt van de transportsector, waarbij wegtransport verantwoordelijk is voor 70% van dat percentage. Wereldwijde ontwikkelingen hebben invloed op de toevoer en het gebruik van grondstoffen. Huitema: “Bestaande natuurlijke bronnen voor onze fossiele brandstoffen raken uitgeput of worden door een grootmacht beheerd. De recente geschiedenis maakt pijnlijk duidelijk dat we voor grondstoffen te afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de Verenigde Staten, China en Rusland. Dat zie je bijvoorbeeld aan de impact die de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne hebben op de toegang en levering van grondstoffen. Hierdoor zijn we tot het besef gekomen dat leveringszekerheid belangrijker is dan de kostprijs. Dit inzicht vraagt om bereidheid om ook binnen Europa grondstoffen te delven en daar zelf het beheer over te hebben. China is daar sterk in, wij zijn nu aan zet. Ook vanuit moreel-ethisch oogpunt is deze omslag noodzakelijk. Het is niet fair om vanuit Congo moeizaam gewonnen lithium te importeren, terwijl dit ook in Europese landen op verantwoorde wijze gedaan kan worden. We moeten dan wel bereid zijn te investeren en onze kennis te vergroten.”
Hernieuwbare energie
Voor het neutraal maken van de gehele vloot is stroom nodig. Véél stroom. Huitema: “De grondstof van alle brandstoffen die we gebruiken, ook de hernieuwbare brandstoffen, is stroom. Zo is voor het maken van één unit e-fuel vijf units stroom nodig, voor één unit waterstof twee units stroom en voor één unit synthetische brandstof vier units stroom. In de praktijk betekent dit dat we nog niet alle voertuigen, zoals trekkers, kunnen laten rijden op stroom. Deze voertuigen zijn afhankelijk van de huidige toelevering van brandstoffen. Ondertussen groeien de mogelijkheden om op een verantwoorde manier hernieuwbare energie te winnen. Dit proces hangt samen met de herziene Richtlijn hernieuwbare energie (REDII), die de EU eind 2018 heeft vastgesteld. Deze richtlijn is er een van een totaalpakket aan maatregelen om elektrisch rijden te bevorderen en voor iedereen toegankelijk te maken. Zowel financieel – elektrisch rijden zal steeds goedkoper worden, terwijl rijden op basis van fossiele brandstoffen steeds duurder wordt – maar ook praktisch. In 2030 zullen er op Europese bodem bijvoorbeeld zeven miljoen laadpunten gerealiseerd zijn, tegenover de 350.000 die er momenteel zijn.”
Spreiding laadpunten
Op dit moment staat 70% van de oplaadpunten in Frankrijk, Nederland en Duitsland. In de komende jaren zal worden toegewerkt naar een evenwichtige spreiding van laadpunten. Caroline Nagtegaal, Europarlementariër namens de VVD, onderhandelt namens de Europese liberalen over deze wetgeving. Huitema: “De realisatie van de benodigde oplaadpunten en waterstoftankstations worden geregeld in de Alternative Fuels Infrastructure Regulation (AFIR). Hierin is opgenomen dat in 2030 langs alle Europese snelwegen openbare laadstations beschikbaar zijn met een maximale afstand van zestig kilometer tussen elk laadstation. Daarnaast moeten de lidstaten onderzoeken welke aanpassingen nodig zijn om het elektriciteitsnet te verbeteren. Ook het aantal waterstofvulpunten moet omhoog. Het Europees Parlement schrijft voor dat er eind 2027 iedere honderd kilometer zo’n vulpunt moet zijn voor gasvormige waterstof. Voor vloeibare waterstof wordt gestreefd naar een afstand van vierhonderd kilometer. Onder meer om buffercapaciteit voor deze brandstoffen te realiseren, zullen de huidige tankstations belangrijk blijven.”
Grotere werkgelegenheid
‘De transitie van fossiele naar groene brandstoffen zal leiden tot fors banenverlies.’ Dit stelde Thierry Breton, Europees Commissaris voor de Interne Markt, nadat het akkoord op het verbod op de verkoop van benzine- en dieselauto’s werd bereikt. Huitema weerspreekt deze aanname: “Het tegendeel is het geval. Er komt juist meer werkgelegenheid bij. De uitdaging zit ‘m, naast het vinden en beheren van grondstoffen, juist in het vinden van genoeg (technisch) personeel. De EU monitort ieder jaar of bijvoorbeeld de benodigde kennis en middelen aanwezig zijn om de transitie te realiseren. Als blijkt dat er bijscholing nodig is of dat er factoren zijn die gelijke toegang tot de markt negatief beïnvloeden, krijgen lidstaten adequate ondersteuning vanuit de EU om de situatie te verbeteren. De lidstaten werken hierbij samen met vakbonden en overheden. In de aanloop naar dit akkoord, waar alle stakeholders bij betrokken waren, zijn de wegen voor deze samenwerking al gebaand. Nu is het aan de lidstaten, de sectoren en aan de markt om de transitie daadwerkelijk vorm te geven.”
Meer weten? Neem contact op.
