Net als vorig jaar vond het jaardiner van de Vereniging Energie voor Mobiliteit en Industrie (VEMOBIN) plaats in Studio Pulchri in Den Haag. En ook dit jaar was er veel ruimte voor debat over ‘de toekomst van onze industrie’, opnieuw in een Lagerhuis-setting. Directeur Erik Klooster greep de gelegenheid op maandag 5 juni aan om VEMOBIN-standpunten over onder andere hernieuwbare brandstoffen en CCS te ventileren en gaf daarmee en passant het startschot voor een levendig debat.

Ja, natuurlijk moet je elektrificeren, hield Klooster zijn ongeveer 150-koppige gehoor in Studio Pulchri voor. “Maar staar je niet blind op stekkeren, want ook hernieuwbare brandstoffen zijn hard nodig. Deze kun je duurzaam produceren en als dat nou érgens goed kan, is dat in Nederland.”

In zijn openingstoespraak verbaasde Klooster zich ook over het gebrek aan aandacht voor CCS (= Carbon Capture and Storage), zoals het afvangen en opslaan van CO2 meestal wordt afgekort. “Partijen van links tot rechts en van grijs tot groen zouden zich hier keihard voor moeten maken, want ik kan het niet genoeg benadrukken: zonder CCS gaan we de Nederlandse klimaatdoelen absoluut niet halen.”

‘Positieve mojo’

De oproep van de VEMOBIN-directeur kan niet los worden gezien van zijn constatering dat ‘de positieve ‘mojo’ die we als industrie hadden na het klimaatakkoord, langzaam begint weg te ebben’. “Onder invloed van onder andere de oorlog in Oekraïne, de stikstofcrisis en de capaciteitsproblemen op het stroomnet, hebben we het afgelopen jaar noodgedwongen enigszins in de pauzestand gestaan.”

De oplossing is volgens Klooster duidelijk: uitvoering, uitvoering en nog eens uitvoering. “Dankzij onze ligging en de aanwezigheid van hoogwaardige en innovatieve basisindustrie, is Nederland bij uitstek geschikt om producten en technologie te ontwikkelen die elders in de wereld kunnen worden ingezet om het klimaatprobleem te helpen oplossen.”

Koudwatervrees

In dat verband sprak Klooster op het jaarcongres zijn onbegrip uit voor ‘het onevenwichtige debat over de verduurzamingsopties in de mobiliteitssector’. “Elektrificatie is nodig en moet je stimuleren, maar de koudwatervrees voor een alternatief als hernieuwbare brandstoffen begrijp ik niet. Juist voor deze ongemakkelijke opties is brede politieke steun nodig. Met alleen zon, wind en EV komen we er namelijk niet, blijkt uit werkelijk elk denkbaar serieus te nemen rapport. Het is niet of-of maar en-en. Ter vervanging van fossiele brandstoffen, kunnen hernieuwbare brandstoffen écht duurzaam en effectief worden ingezet voor mobiliteitsdoeleinden. Als VEMOBIN pleiten we er dan ook voor om de jaarverplichting voor het aandeel hernieuwbare brandstoffen te verhogen naar 50PJ.”

Levendig debat

Veel elementen uit de openingstoespraak, kwamen terug tijdens het debat dat een groot stempel drukte op het VEMOBIN-jaardiner. Net als vorig jaar vond het in een Lagerhuis-achtige setting plaats, aan de hand van vijf prikkelende stellingen: ‘Europa heeft de ARRRA raffinaderijen nodig om strategisch autonoom te zijn’, ‘Nederland moet de groene waterstof die we nodig hebben zelf maken’, ‘Als jonge werknemer heb je niets te zoeken bij een bedrijf met fossiele activiteiten’, ‘Raffinaderijen moeten meer risicobereidheid hebben voor transitieprojecten’ en ‘CEO’s moeten actiever het belang van de industrie uitdragen in het publieke debat’.

Esther van Rijswijk leidde de soms verhitte discussies tijdens het levendige debat over ‘de toekomst van onze industrie’ in goede banen. Tussendoor ging ze in gesprek met prominenten, zoals hoogleraar Gert Jan Kramer. Hij is oprichter van het Sustainable Industry Lab (SIL), een jong samenwerkingsverband waarin academici, overheden, industriële partijen, maatschappelijke partijen en milieuorganisaties samenwerken aan de versnelling van de verduurzaming van de industrie. “In het maatschappelijk debat is het behoud van de industrie niet altijd vanzelfsprekend,” stelde hij. “Nog voor de zomer willen we een bijdrage leveren aan dat debat, met een rapport dat duidelijk maakt dat Nederland mede dankzij de mogelijkheden van windenergie op de Noordzee goed gepositioneerd is om een groene basisindustrie te creëren.”

Buitengewoon kansrijk

Eric Wiebes, voormalig minister van Economische Zaken en tegenwoordig partner van adviesbureau McKinsey, was het met hem eens. “Nederland is buitengewoon kansrijk voor een groene basisindustrie in 2050, maar dan moeten wel zo snel mogelijk belemmeringen worden weggenomen en knopen worden doorgehakt, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, CCS en vraag en aanbod van hernieuwbare brandstoffen. Meer dan bij de industrie, ligt de sleutel daarvoor de overheid.”

Net als Kramer, Wiebes en vertegenwoordigers van VEMOBIN-leden en organisaties als Natuur & Milieu en Greenpeace, nam ook Tweede Kamerlid Henri Bontenbal (CDA) geen blad voor de mond tijdens het debat. “Industriepolitiek moet gebaseerd zijn op het besef dat Nederland een basisindustrie nodig heeft,” verzekerde hij. “Maar dan wel een groene basisindustrie. Je kunt Nederland verduurzamen door voor de-industrialisatie en een diensteneconomie te kiezen en door emissies te outsourcen, maar ik vind dat niet ambitieus. Nederland is bij uitstek geschikt en misschien ook wel aan zijn stand verplicht, om het oplossen van het klimaatprobleem te koppelen aan het versterken van het verdienvermogen van de economie. Bedrijven zijn daarbij geen probleem, maar onderdeel van de oplossing.”

Meer weten? Neem contact op.

VEMOBIN Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte
van de ontwikkelingen

Meld je aan voor onze nieuwsbrief